Ik zit tegenover een arts in het ziekenhuis. Hij achter zijn computer, ik aan de andere kant van de tafel. Zonder me aan te kijken werkt hij een vragenlijst af. Ik antwoord, hij vult in. Aan het eind komt er een diagnose. Wanneer ik op sta en de ruimte uit loop voel ik me gek, dit was een vreemd gesprek. Het was niet echt een gesprek, ik had het formulier net zo goed thuis in kunnen vullen, achter een scherm. De man straalde ook niet, er zat een waas dofheid over zijn ogen. Daar in zijn hokje, achter zijn bureau met een scherm voor zijn gezicht. Contact maken met de persoon tegenover hem, ik in dit geval, deed hij niet. Hij volgde een protocol en deed wat er van hem verwacht werd.
Prima hoor. Maar het kan ook anders, mooier.
Een tijd later kom ik een kamer in lopen waarin ik word verwelkomd door een man met een twinkeling in zijn ogen. Hij geeft me een hand, nodigt me uit te gaan zitten en neemt zelf plaats tegenover mij. Hij kijkt me aan en nodigt uit; “vertel”. Even zoek ik naar woorden, waar ik moet beginnen en wat ik precies wil vertellen. Hij luistert, noteert her en der iets, maar vooral kijkt hij me aan, hij neemt me in zich op. Wat ik zeg, wat ik doe, hoe ik zit en beweeg. Nadat ik klaar ben met mijn verhaal begint hij zijn onderzoek.
Passie vinden in je eigen route volgen
Gepassioneerd vertelt hij over wat hij tegenkomt en hoe het lichaam werkt. Fantastisch, ik voel me onmiddellijk veilig en in goede handen. Deze man ziet mij, heeft dezelfde visie op het ‘menselijk lichaam’ of, zoals in verschillende ziekenhuis verslagen stond omschreven, ‘het bewegingsapparaat’. Een erg grappige en typerende term vond ik, een klinisch en bijna koude term om het lichaam mee te omschrijven. Het ligt in lijn met hoe er, laat ik zeggen in de “oude wereld”, veelal tegenaan wordt gekeken. Het lichaam als een op zichzelf staand ‘ding’ waarbij er enkel naar het been wordt gekeken, wanneer daar de pijnklachten zijn, in plaats van het hele geheel te bekijken. Om nog maar te zwijgen over de mentale en emotionele oorzaken.
Daar zit ik dan in mijn ondergoed bij de gepassioneerde man die mijn lichaam in allerlei bochten beweegt, hij vertelt over oorzaak-gevolg. Die zere schouder kan beginnen in het bekken, de grote teen vertelt je alles over het hoofd, de duim over je nek. Wanneer je de nek nog niet kan behandelen door de gevoeligheid, kun je beginnen bij de duim. Er knakt iets en gelijk voelde er iets bevrijd. De weerstand tijdens het roteren van de arm vertelt iets over de lever, hij behandelt voorzichtig het gebied rechts onder mijn ribben. “Wanneer er onderin iets niet goed gaat, komt alles erboven in het gedrang”. Na het behandelen doet hij nog eens de test en is de weerstand verdwenen. Weer iets vrijgemaakt. Het is een fascinerend en rete interessant bad waar ik ingestapt ben met alle kennis die onmiddellijk voelt als een waarheid die klopt voor mij.
Gevangen in oude kennis
Tijdens mijn yogaopleiding leerde ik over het bindweefsel, een fascinerend orgaan dat door je héle lichaam zit. Een orgaan dat een aantal jaren geleden nog niet eens bekend was. Zo zijn er zoveel ontdekkingen die later ineens opdoken en van groot belang bleken op onze gezondheid. Zo zie ik oude kennis; kennis van gister is vandaag al niet meer actueel. Door enkel vast te houden aan alles wat in (oude) boeken geschreven staat, sluit je jezelf af voor de nieuwe, waardevolle informatie en kennis van vandaag.
Buiten de hokjes mensen
Ik geniet van zulke bevlogen mensen, het bevestigd dat buiten de hokjes denken en je eigen route varen de juiste is. Voor mij in ieder geval. Het maakt het verschil tussen een sprankeling in je ogen of een doffe waas. Wanneer ik me voeg en aanpas aan de “normale verwachtingen” en mee probeer te bewegen in de ‘oude wereld’, voel ik de sprankeling verdwijnen. Niet alleen mijn ogen lijken dof te worden, maar ook mijn huid, mijn energie en woorden. Wanneer ik me er weer los van maak en daarmee ruimte maak voor mijn eigen waarheid, mijn hart, gevoel, mijn eigen passie, dromen, geloof en visie, dan komt de sprankeling als een onweersbui op een zonnige zomerdag weer terug.
Laat mij dat onweersbuitje maar zijn. Misschien niet door iedereen geliefd en begrepen, maar wel lekker verfrissend.
Liefs,